1. Onder voorbehoud van de artikelen 44, 45 en 46 wordt vrijstelling verleend voor:
a) goederen die in primaire levensbehoeften voorzien, die gratis zijn verkregen en die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, teneinde gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt;
b) goederen van ongeacht welke aard die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan openbare of door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen;
c) materieel, uitrusting en kantoorartikelen die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, teneinde uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van het door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doel.
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt onder „goederen die in primaire levensbehoeften voorzien” verstaan, goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens.